De Rotjeknorretjes maken vuur

Het was vroeg in de morgen. Kees werd wakker van de kou, het vuur dat normaal altijd brand was uit. Onder veel gemopper stond hij op om het weer op te stoken. Gelukkig lag de as nog te smeulen, hij hoefde er nu alleen maar hout op te leggen. Maar in het houthok vond hij maar 1 stukje hout, dat zou met een half uur opgebrand zijn.
Boos maakte hij een aantal andere wakker, Hans, Peter en Marcel waren niet blij dat ze zo vroeg wakker gemaakt werden en ze werden nog bozer toen Kees zei dat ze hout gingen verzamelen.

Gelukkig stonden er veel bomen in de omgeving van het station en hoeven ze niet heel ver te lopen. Met hun korte beentjes duurt een wandeling namelijk erg lang.

Kees had een grote kar meegenomen waar ze het hout in konden doen.
Ze moesten op schieten, het werd al licht en al waren ze nog nooit gezien door de mens, ze wilden geen risico nemen.

Door hun grote handen en voeten waren ze zo boven in de boom en de kar werd razend snel gevuld met takken en een hoop bladeren. De bladeren gebruikte ze om bedden van te maken, het lag heerlijk zacht, maar de bladeren vergingen dus moesten ze geregeld nieuwe halen.
Altijd als ze zo bezig waren in een boom moesten ze lachen om de mensen op straat. Die zochten altijd naar een verklaring waarom die boom zo bewoog. Vaak dachten mensen dat het waaide of dat er beesten in de boom zaten. Met dat laatste zaten ze er nog niet eens ver vanaf.
Toen de kar vol was gingen ze terug naar huis.
Daar was de rest ook al wakker geworden en Truus en Nel waren druk in de weer met het ontbijt, behalve Clara, die had de laatste restjes warme as mee genomen en had daarmee water verwarmd voor haar ochtendritueel. Kees, Hans, Peter en Marcel werden zo boos toen ze het zagen. Nu moest het vuur weer vanaf begin opgestoken worden. Kees begon driftig met aanmaakhoutjes te slepen en Hans had de tondeldoos gepakt en deed verwoede pogingen om het vuur weer aan te krijgen. Hierbij sprongen de vonken in het rond. Sommige vonken maakten wel vuur, maar niet op de vuurplaats. Het vuur werden snel gedoofd, maar er kwam een hoop rook vanaf. De Rotjeknorretjes hadden hier geen last van, maar de mens beneden wel. De Rotjeknorretjes veroorzaakten vaak chaos beneden, omdat de systemen van de mens erg gevoelig waren en er brandmeldingen kwamen als ze rook veroozaakten.

De Rotjeknorretjes

Wist je dat er op Rotterdam Centraal een wereld schuilgaat achter de houten planken en onder de perrons?

Er leeft een volkje, kleine wezens, met grote voeten en handen en een varkenssnuit, ze worden de Rotjeknorretjes genoemd.

Er is zoveel te beleven daar op het station. Soms gaat er wel eens een mens kijken, maar de Rotjeknorretjes zijn nog nooit gevonden. Hun wereld lijkt onzichtbaar voor ons.

Maar soms, soms merk je dat ze er zijn.
Bijna elke dag vieren ze er feest. Bijna altijd wel weer een andere reden. Met magie toveren ze dan allerlei dingen te voorschijn. Zo vieren ze bv het feest van het water. Maar door al het plezier dat ze dan beleven gaat er wel eens wat mis. En dan regent het in het station.
Of ze vieren het feest van de aarde, en heb je opeens een verzakking op het perron.

Het huis met de trappen 3

Na wat een eeuwigheid leek werd ik wakker. Ik voelde me heel raar, alsof ik er niet echt was, maar waar was ik eigenlijk? Het was heel donker om me heen en ik had het heel erg koud.
Wat was er gebeurd? Waar was ik terecht gekomen?

Opeens werd er iets op mijn schouder gelegd, het was heel koud en zwaar, ook rook ik een vieze zurige lucht.
Er werd in mijn schouder geknepen en ik besefte dat er iemand achter me stond.
Ik werd omgedraaid en keek naar een heel bleek en hol gezicht. Het was een man. Ik zag alleen hem, niks om hem heen, alsof er een schijnwerper op hem gericht stond.

“Welkom Isabel, ik ben Ludwig.
Je vraagt je natuurlijk af waar je bent, en hoe je hier gekomen bent! Je geheugen heeft een dreun gekregen, maar het komt vanzelf weer terug. De fout die je gemaakt hebt is ernstig. Je bent nu in de vergetelheid. Als je goed genoeg blijkt, kunnen we je inzetten in de bovenwereld. Afgelopen jaren heb je lef getoond en veel diverse mensen maar de schaduwwereld gebracht , harde werkers. Vanavond ga je mee, dan kan je laten zien of je nog net zo hard kan werken als je de laatste jaren hebt laten zien.”

Hij verdween net zo plots al hij gekomen was en ik bleef verbaasd achter, wat moest ik nu gaan doen? Als ik goed genoeg was kwam ik uit de vergetelheid. Maar wat moest ik doen? Waar was de bovenwereld, bedoelde hij daar de normale wereld mee? En kwam ik dan terug?
Tot nu toe was er niemand uit de schaduwwereld terug gekomen, maar dat was een andere plek dan de vergetelheid. De schaduwwereld was een warme en fijne plek, hier was niks, alleen kou en donker.
Er zat niks anders op dan te wachten.
Ludwig zou toch terug komen, in ieder geval dat vermoede ik.

Wat weer een eeuwigheid leek te duren kwam Ludwig terug, maar hij was niet alleen, Josephine was erbij. Ludwig zag er totaal anders uit, hij had kleur op z’n gezicht.

“Ben je er klaar voor Isabel, we zullen je vanavond begeleiden in je taken. De helpers van de schaduwwereld moeten namelijk gecontroleerd worden en soms geholpen. Zelf kwam je pas met ons in contact toen je een fout gemaakt had, je hebt jaren zelfstandig gehandeld, maar er zijn maar weinig helpers die het zo zelfstandig kunnen. Als je kan laten zien dat je de helpers goed kan ondersteunen, dan mag je terug om je taken te volbrengen. Je bent te waardevol om hier in de vergetelheid te hangen, maar we kunnen je niet zomaar terug sturen. Dus laat zien wat je kan en je mag terug”

Wauw kreeg ik echt deze kans, zou ik het goed kunnen maken? Die avond werkte ik harder dan ik ooit gedaan had en besloten Ludwig en Josephine me terug te sturen, wel zou Josephine me in de gaten houden, maar ik was weer terug. Ik mocht mijn levenswerk afmaken, en ik zou er voor zorgen nooit meer een fout te maken.