Storm (Thriller)

​De regen slaat tegen de ramen en het onweert heftig. De ene flits na de andere flits schiet langs de donkere wolken. Het is nog vroeg in de avond, maar het lijkt wel nacht zo donker.

Mirjam staat voor het raam naar buiten te kijken. Het onweer is een machtig gezicht vanuit haar huis boven op de heuvel. In het dal ziet ze de mensen vlug doorlopen opzoek naar een droge plek, terwijl de flitsen over hun hoofd schieten. Ze schrikt van een harde knal en een lichtflits. De bliksem is ingeslagen en plots is het hele dal donker. Ook in haar huis is de stroom uitgevallen.  Mirjam is gewend aan stroomloze periodes en ze steekt de kaarsen aan die verspreid door de woonkamer staan. Het huis staat er nu al vele jaren en de stroomvoorziening is niet stabiel. Het licht van de kaarsen geeft direct een fijne sfeer en ook beneden in het dal zie je het licht van flikkerende kaarsen.

Mirjam is te druk met het aansteken van de openhaard om te zien dat er een licht puntje langzaam aan de heuvel op komt. Het is een klein licht puntje wat steeds achter de bomen verdwijnt.

Als de haard goed brand kruipt Mirjam in de luie stoel die van haar grootvader was. De stoel stond altijd tegenover de deur met zicht op de voordeur. Aan de andere kant stond de stoel van haar groot moeder, dichtbij het vuur. Haar grootmoeder had het altijd koud. Toen Mirjam in het huis trok wisselde ze de stoelen om. De stoel van haar grootvader zat veel lekkerder, maar ook zij zit graag dicht bij het vuur. Bij het licht van het vuur kan ze namelijk haar boek lezen. Nog maar een paar pagina’s en nu de stroom is uitgevallen heeft ze mooi de tijd om te lezen. Naast haar staat een glas wijn en een bakje nootjes. Een heerlijke knusse avond bij de haard.

Op het pad buiten is het lichtpuntje gedoofd, maar als je goed kijkt zie je een schim voorzichtig dichterbij het huis komen. Je kan niet zien of het een man of een vrouw is. Voorzichtig loopt de schim naar de voordeur van het huis. In de flikkering van het kaarslicht kan je een baard onderscheiden. De man voelt aan de deur, maar die zit op slot. Langzaam en muisstil loopt hij om het huis heen. Hij probeert de achterdeur en hier heeft hij mee geluk. Hij stapt naar binnen en kijkt omzich heen. Hij staat in de keuken. De fles wijn staat nog geopend op de tafel, met daarnaast verspreid wat nootjes. In de woonkamer verspreid Mirjam het hout in de openhaard, zodat het langzaam uit kan branden. 

De man schuifelt richting de woonkamer, maar drukt zich tegen de muur als hij Mirjam ziet lopen. Mirjam blaast alle kaarsen uit, één kandelaar neemt ze mee. Neuriënd loopt ze naar de slaapkamer, waar ze zich omkleed voor de nacht. De man staat nog steeds in de keuken tegen de muur te luisteren. Hij weet dat ze langs de keuken moet om naar de badkamer te gaan. Buiten houdt de storm nog steeds aan en in de weerlichten van het onweer zie je iets glinsteren in zijn hand. Hij houdt zich stil en wacht op het juiste moment.

Mirjam pakt haar telefoon en ziet een berichtje van David. Hij is onderweg naar huis, maar door het slechte weer zal het lang duren en hij hoopt dat de weg naar boven nog te begaan is voor een auto. Mirjam besluit om David een berichtje te sturen dat het misschien veiliger is om beneden in het dal te blijven. De weg was na de vorige regenbui al slecht en er is nog niemand geweest om de kuilen te vullen.

David belt direct terug om haar welterusten te wensen. Maar opeens hoort hij gegil en een hoop gestommel. Er slaat een deur dicht en daarna blijft het angstvallig stil. Dood stil. Hij roept Mirjam, maar hij krijgt geen reactie. De koude rillingen lopen opeens over zijn rug en hij belt de hulpdiensten dat ze met spoed naar Amy Road 12 moeten.

De agenten Jack en Jim gaan een kijkje nemen bij Amy Road, maar halverwege de heuvel blijkt hun wagen niet bestand te zijn tegen de slechte weg. Ze zullen moeten keren en de jeep halen, of lopend verder. Jack zit te mopperen in de wagen dat het onzinnig is om met dit weer die heuvel op te moeten. Hij wil zeker niet lopend die heuvel op, maar Jim heeft er geen goed gevoel bij. Hij wil zo snel mogelijk naar boven. Ze besluiten dat Jack terug gaat voor de Jeep en Jim gaat lopend naar boven.

Doorweekt komt Jim aan bij het huis. Het is donker binnen en er reageert niemand op de bel of op zijn geklop. Hij tuurt door het raam naar binnen, het hout in de openhaard smeult nog en hij ziet vaag wat licht flikkeren. Hij vermoed dat er een kaars brand. Na nog een keer gebeld, geklopt en geroepen te hebben gaat Jim kijken of er een andere deur is. Hij komt bij de achterdeur, deze is open. Hij stapt naar binnen luid roepend dat hij van de politie is. Maar nog steeds is er niemand reageert. Vreemd, het is niks voor Mirjam, meestal slaapt zij niet zo vast.

Buiten lijkt de storm nu pas het hoogte punt bereikt te hebben. De ene flits na de andere schiet langs de hemel en verlicht het huis. Jim wil zijn zaklamp aanknippen, maar bedenkt dat die in de auto is blijven liggen. Hij probeert met het licht van de weerlichten een kaars te vinden, en dan ziet hij haar liggen. Midden in de gang. Hij rent naar Mirjam toe en ziet direct dat hij te laat is. Ze ligt in een grote plas met bloed. Haar ogen wagenwijd open en haar mond vormt een schreeuw. Hij roept Jack op, maar zijn portofoon heeft geen bereik hier op de heuvel. Hij zakt radeloos naast Mirjam op zijn knieën.

Jack rijdt ondertussen met de jeep de heuvel op en parkeert naast het huis. Ook hij loopt naar de voordeur, maar deze is nog steeds op slot. In zijn ooghoek ziet hij iets bewegen, hij kan in het donker niet goed zien wat het is. Een mens of een dier. Hij gokt op een groot hert. En loopt naar de achterkant van het huis. Hij stapt naar binnen en knipt automatisch het licht aan en tot zijn verbazing gaat het aan. Hij kijkt de keuken in en is direct op zijn hoede. Hij weet dat hij geen hert heeft gezien, maar een mens. Een mens dat niet één, maar twee moorden heeft gepleegd. Naast Mirjam ligt Jim. Beide hun keel opengesneden. Jack grijpt naar zijn wapen en draait zich vliegensvlug om. Hier staart hij in het gezicht van een grijnzende man. De man komt hem niet bekend voor. Hij ziet in een flits de arm van de man omhoog geen en hij schiet. Hij richt niet, maar schiet. De man zakt in elkaar en kijkt Jack aan en zegt jullie hadden zo mooi geweest samen, niet die twee daar. En toen herkende hij die man. Het was zijn eigen vader, die het Mirjam nooit vergeven had dat ze hem in de steek had gelaten.

Jack en Mirjam hadden al vaak gesproken over de toekomst en zijn vader zag ze al trouwen. Het was een enorme schok toen Mirjam vertrok en verder ging met David.

In een flits besefte Jack dat zijn vader Jim had aangezien voor David. Met trillende benen liep hij op het tweetal af. Mirjam lag op haar rug. Haar kleren waren verscheurd en ze was over haar hele lijf bewerkt met een mes. Haar ringvinger had hij er afgesneden en op haar buik had hij het woord ‘slet’ gekerfd. Jim was er niet veel beter aan toe. Ook bij hem miste de ringvinger. Maar je kon zien dat zijn vader minder tijd had gehad voor verdere verminking.

Jack tikte het nummer van de meldkamer op zijn mobieltje in om de situatie door te geven. Toen hij doorgaf dat zijn maatje Jim het niet gered had, hoorde hij de onrust aan de andere kant van de lijn en in de verte klonken al de eerste sirenes. Dichterbij hoorde hij een portiek dichtslaan. David was thuis. Jack trok een sprintje naar de voordeur en hield David daar tegen. Het was beter als hij niet direct door naar binnen liep. Er moesten sporen veilig gesteld worden. Hij vertelde er maar niet bij dat hij de dader al had. De diverse eenheden kwamen ter plaatsen en sloten de plaats delict af.